Hamont-Achel: Het verhaal over “De Behekste Koe” nabij de Achelse Kluis
Voor het volgende verhaal neem ik u mee naar Achel. Niet ver van de Achelse kluis woonde vroeger een vrouwtje dat boter maakte en om die reden het botervrouwtje werd genoemd. Op zekere dag was ze reeds meer dan drie uren bezig met karnen, doch de melk wilde maar niet boteren. Ze deed de normale handelingen als altijd, meer dan dat zelfs, maar niets hielp. Toevallig kwam de buurvrouw voorbij en het botervrouwtje deed haar beklag.
De buurvrouw raadde haar aan naar het dorp te gaan om wat wijwater bij de pastoor te halen. Dat wijwater moest ze dan in de melk gooien. Daarna moest ze, aldus nog steeds de buurvrouw, een naald gloeiend maken en die dan in de melk gooien. En natuurlijk moest ze tijdens deze handelingen voortdurend bidden. Als ze dit alles deed, zou de heks, die zeer zeker in de karnton zat, meteen verdwijnen en zou het botervrouwtje weer boter kunnen maken.
Dus ging het botervrouwtje naar het dorp om bij de pastoor de hardnodige hulp te vragen. De pastoor zei: ‘Ik kom zelf wel mee,’ Gewapend met een emmertje wijwater en een kwast, toog hij naar het huisje van het botervrouwtje. Daar aangekomen liep hij direct, al zegenend, rond de karn. Maar het hielp niet. Dat had de pastoor nog nooit meegemaakt en hij raadde het botervrouwtje aan naar de paters van de Achelse Kluis te gaan. Ongetwijfeld was het een heks die de boter bedierf en de paters wisten hoe met heksen om te gaan.
De man van het botervrouwtje besloot er dadelijk werk van te maken en reeds de volgende dag toog hij naar de Achelse Kluis en legde de paters de kwestie voor. Toen de man ook nog vertelde dat de pastoor erbij was geweest en wijwater gesprenkeld had waar dat maar nodig was, schudden de paters het hoofd en zeiden: ‘Dan zit er geen heks in de melk, maar misschien wel in de koe die de melk levert.
Inmiddels was het al laat geworden en daarom bleef de man die nacht maar in het klooster. De volgende dag, reeds vroeg in de morgen, ging hij terug naar huis. Een van de paters ging met hem mee om alles te doen wat mogelijk was om het botervrouwtje te helpen.
Toen hij bij het huisje kwam, ging hij direct aan het werk. ‘Ik heb het al gezien,’ zei hij even later. ‘Het is de koe, die moet onthekst worden. Maar dan moet ik eerst een mis lezen.’ De pater ging naar de dorpskerk, las daar de mis en ging toen terug naar de stal, waar de behekste koe stond. Nu ging de pater er vanuit dat de stal waarin de koe stond ook wel behekst zou zijn en daarom zegende hij de stal van binnen en van buiten. Daarna liep hij, al maar zegenend en biddend, nog drie keer om de stal heen. Toen ging hij weer naar binnen en liep, nog steeds zegenend en biddend, langs de koeien. Tot hij bij een zwartbonte koe kwam. Toen de pater deze met wijwater zegende begon het beest hartverscheurend te loeien en vertwijfeld aan de ketting waaraan ze vastzat, te trekken, tot zij niet meer kon en uitgeput op de bodem van de stal neerviel.
De pater nam nu vlug de nodige maatregelen. Hij sprak enkele gebeden uit en strooide wat gewijde kruiden, die hij altijd bij zich had, in de stal uit. En kijk, de koe werd daarna veel rustiger, en ook het klaaglijke loeien verminderde.
De man van het botervrouwtje had inmiddels hulp en bekijks van de buren gekregen en de pater beval hen het hooi waarop de koe lag, op te nemen. Zij deden dit, en daar kwamen plotseling lange nagels en een dot rode haren te voorschijn! Toen maakte de pater een vuur en wierp de nagels en de haren erin. En warempel, nu was de ban gebroken.